Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Noordelijk

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. gelegen in, behorend tot het Noorden: de noordelijke provincies van ons land; het noordelijk halfrond;
2. zodanig als aan het Noorden eigen is: het noordelijk klimaat;
3. uit, naar het Noorden: de wind is noordelijk, waait uit het Noorden; in noordelijke richting.