Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nokken

betekenis & definitie

I. NOKKEN,

(nokte, heeft genokt),

1. snikken: het nokkend wenen; — iets snikkend zeggen: ik kan niet anders, nokte ze;
2. (volkst.) hikken.

II. NOKKEN, (nokte, heeft genokt), (zeew.) de nokbindsels leggen; de razeilen vastmaken.

III. NOKKEN, (nokte, heeft genokt), (Westvl.) knopen, breien: nokke maar, breie maar voort (Gezelle).

IV. NOKKEN, (nokte, heeft genokt), afnokken.