Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nijdig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, st),

1. (Zuidn.) driftig, vurig, fel;
2. zeer boos : hij is zo nijdig als een spin; ,,doe het zelf,” gaf hij nijdig ten antwoord;
3. vinnig, kwaad : een nijdig kereltje; een nijdige hond;
4. afgunstig: iets met nijdige ogen aanzien;
5. (bw.) zie Nijg.