bn. (-er, -st),
1. (rechtst.) zonder kracht, niet geldig: een nietige overeenkomst; een huwelijk nietig verklaren;
2. zonder waarde, onbeduidend: een nietige zaak ; onder een nietig voorwendsel; — (in ’t bijz.) zonder eeuwigheidswaarde; vergankelijk: een nietig wezen;
3. klein en mager, onaanzienlijk: een nietig ventje.