I. rangtelw., komende na de of het achtste : op de negende dag ; — zelfst.: gij zijt de negende, de negende persoon; Lodewijk de Negende of de Heilige van Frankrijk ; het is vandaag de negende dag van de maand ; — ten negende, in de negende plaats;
II. verdelingsgetal, elk der negen gelijke delen waarin iets verdeeld is of kan worden: een negende hl.