Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nakijken

betekenis & definitie

(keek na, heeft nagekeken),

1. kijken naar iem. of iets, die of dat heengaat: zo lang zij kon, keek zij de vertrekkende na; kijk de jongen eens even na, of hij geen verkeerde straat neemt; — de mensen op straat zullen je nakijken, zo gek doe je, ben je gekleed enz.; hij had het nakijken, het ontging hem, hij kreeg er niets van;
2. nazien, overzien, herzien, onderzoeken: als je je opstel afhebt, moet je het nog eens goed nakijken; ik meen het zeker te weten, maar zal het thuis nog eens op mijn gemak nakijken.