1. kijken naar iem. of iets, die of dat heengaat: zo lang zij kon, keek zij de vertrekkende na; kijk de jongen eens even na, of hij geen verkeerde straat neemt; — de mensen op straat zullen je nakijken, zo gek doe je, ben je gekleed enz.; hij had het nakijken, het ontging hem, hij kreeg er niets van;
2. nazien, overzien, herzien, onderzoeken: als je je opstel afhebt, moet je het nog eens goed nakijken; ik meen het zeker te weten, maar zal het thuis nog eens op mijn gemak nakijken.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk