m.,
1. kracht, klem waarmee men spreekt: die zaak werd zo maar terloops en zonder nadruk meegedeeld; — met nadruk betoogde hij dat het verkeerd was;
2. klemtoon, accent: leg de nadruk op de eerste lettergreep;
3. (fig.) de nadruk leggen op, vooropstellen, de aandacht vestigen op: de nadruk leggen op de aanleg van het individu.