Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nader

betekenis & definitie

bn. bw.

1. dichter bij, minder verwijderd van: de vrije geest voelt zich zijn oorsprong nader (Da Costa); het hemd is nader dan de rok; — (oneig.) wij hebben nu al een uur gedelibereerd en zijn nog niets nader, t.w. tot een overeenkomst of overeenstemming; — met een ww.: nader komen (ook aaneengeschreven); het huilen stond hem nader dan het lachen, hij barstte haast in tranen uit;
2. korter: deze weg is nader;
3. juister, nauwkeuriger: laten we dat eens nader bekijken; iem. nader leren kennen; — verder, uitvoeriger: ik zal u nader schrijven; — (bn.) later, nieuwer: hebt gij nog geen nadere berichten? — (zelfst.) iets naders, verdere bijzonderheden: daar is nog niets naders van bekend.