(mijmerde, heeft gemijmerd),
1. (vero.) suffen, soezen: kom, kerel, zit zo niet te mijmeren!
2. aanhoudend over iets peinzen: hij mijmert over godsdienstige kwesties;
3. stil en vaag peinzen, in een min of meer weemoedige stemming: in de schemering zitten te mijmeren; — fig. in litt.t. ook van plaatsen gezegd.