(<Fr.),
I. bn. (...siever, -st),
1. geheel bestaande uit de naar buiten zichtbare massa, van binnen niet Lol: een ring van massief goud; is dat massief ;
2. sterk, stevig, hecht: een massief gebouw; massief van hoofd ;
II. zn. o. (massieven), (geol.) gebied dat in oude tijden geplooid werd en in volgende perioden weer geëffend: het massief van Bretagne.