Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Mark

betekenis & definitie

I. v. (-en),

1. (oudtijds) grens, en vand. grensgewest : de Spaanse mark; de Oostenrijkse mark;
2. (ook marke) (in de oostelijke gewesten van Nederland) de onverdeelde gronden, behorende aan de leden van een markgenootschap.

II. v.,

1. (oudt.) gewicht (± 246 gram), inz voor goud en zilver; — gewicht voor edelgesteente (= 1200 karaat);
2. (-en), Duitse munteenheid.

III. zie Merk (II).