I. (<Fr.), v. (-s, ...liën),
1. (gew.) opening, maas in een net- of vlechtwerk : de maliën van een kous ;
2. metalen ring ; b.v. (jag.) zilveren ringetje dat aan weerszijden door de bovenlip van een fret wordt gestoken ; —oogje aan een schoen waardoor de veter gehaald wordt; vetergaatje; — ook, metalen stiftje van een rijgsnoer;
3. (hist.) elk der metalen ringetjes waaruit in de middeleeuwen kledingstukken werden gevlochten die als pantser dienden;
4. (Zuidn.) korrel, grein van verschillende stoffen: de maliën van ’t glas, van het ijzer.
II. (<Fr.), v. (-s, ...liën), (lust.) houten kolf waarmede men in de maliebaan slaat.