Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Mad

betekenis & definitie

o.,

1. (gew.) maaiersterm : de strook grond di achtereenvolgens door de zwaai van een zeis wordt gemaaid, het afgemaaide gedeelte tussen twee zwaden;
2. als landmaat : zoveel land als één maaier op één dag kan maaien ; — (spr.) hij kan zijn mad wel maaien hij is een geducht eter ; het mad af hebben, voor die dag niet meer kunnen doen ; iem. op het mad komen, hem onder het maaien inhalen ; (ook) hem op heterdaad betrappen.