v. (mazen),
1. elk der ogen, openingen, gevormd door de elkaar kruisende draden van een netwerk, in ’t bijz. van een visnet: de mazen moeten bepaalde afmetingen hebben ; — door de mazen (van het net) kruipen, (fig.) ternauwernood ontsnappen: — door de mazen der wet kruipen, op listige wijze de bepalingen der wet ontduiken;
2. steek (in breiwerk).