Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Loslaten

betekenis & definitie

(liet los, heeft losgelaten),

1. niet vasthouden, vrijlaten : zij hebben de gevangenen weer losgelaten; —een touw loslaten ;
2. met rust laten: ik laat u niet los, eer gij mij nog een paar inlichtingen gegeven hebt; —(Zuidn.) laat hem maar los, laat hem maar betijen; —(van gevoelens, gedachten enz.): die gedachte liet hem niet los, hij moest daar steeds aan denken;
3. in de steek laten: wij kunnen hem niet loslaten;
4. niet voor zich houden, laten blijken: van het geheim laat hij niets los;
5. toelaten dat iets in beweging komt: de driften zijn losgelaten;
6. niet vast blijven zitten, losgaan, los worden: het behangsel laat daar los.