Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Loon

betekenis & definitie

o. (-lonen),

1. geldelijke vergoeding voor ten behoeve van een ander verricht werk, de prijs van geleverde arbeidskracht, inz. met betr. tot de arbeid van werklieden en lagere beambten: loon wordt betaald, of naar de tijd dat gewerkt is, of naar het geleverde werk; de arbeiders eisen hoger loon; er worden hoge lonen verdiend; een wekelijks loon van 30 gld.; het loon uitbetalen; — (spr.) de arbeider is zijn loon waardig (Luc. 10: 7); — loon naar werk(en), meest fig.;
2. beloning: een dankbare blik was zijn loon; uw loon is groot in de hemelen (Matth. 5:12); het eeuwig loon, de hemelse gelukzaligheid; — (spr.) ondank is ’s werelds loon;
3. vergelding, straf: de booswicht zal zijn verdiende loon ontvangen; — (zegsw.) dat is zijn verdiende loon, hij krijgt wat hem toekomt.