v. (-en),
1. (zeew.) lijn voor het dieplood;
2. (meetk.) lijn die loodrecht op een andere staat, die een andere lijn onder rechte hoeken snijdt : de loodlijn uit det op van een driehoek op de basis neergelaten heet de hoogte van de driehoek ; — (scheepsb.) de lengte tussen de loodlijnen, de afstand van de voorkant van de voorsteven tot aan de achterkant van de roersteven, gemeten op de geladen lastlijn.