Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Loodje

betekenis & definitie

o. (-s),

1. (in ’t alg.) stukje lood: iets met een loodje bezwaren ; — (zegsw.) er een loodje op leggen, er wat bijvoegen, (fig.) het moeilijker maken; een loodje in het zakje doen, een duit; — de laatste loodjes wegen het zwaarst, het laatst van de arbeid valt het moeilijkst;
2. (in ’t bijz.) stukje lood met een er in afgedrukt stempel als waarmerk of ter verzegeling : de kastjes zijn met een loodje verzegeld ;
3. een loden of blikken plaatje, in ’t alg. een gemerkt voorwerpje dat recht op iets geeft, als bewijs van legitimatie of contrôle, eert. ook dienende ten bewijs dat men, bij postwagens b.v., de vracht heeft betaald ; — (fig.) het loodje leggen, aan het kortste eind trekken, de schade moeten lijden ; — hij heeft het loodje gelegd, is gestorven ;
4. (Ind.) presse-papier ; (vand.) een voorstel, rekest enz. onder het loodje leggen, voor nadere behandeling ter zijde leggen (zodat er gewoonlijk niets van komt).