Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Lip

betekenis & definitie

v. (-pen),

1. elk der beide vlezige, bloedrijke en daardoor rood gekleurde randen van de mondopening : frisse, rode lippen ; de lippen verven; dikke lippen, inz. als raskenmerk; de lippen op elkaar klemmen ; — de lip laten hangen, pruilen, (van kinderen) op het punt staan van te schreien; — de lippen optrekken, een teken van misnoegdheid, minachting of walging; — zich op de lippen bijten, moeite doen zich in te houden om zijn spijt, nijd, toorn, ook om zijn lachen te bedwingen ; — als spraakorgaan: de scherts, die op haar lippen placht te wonen (Staring); — het hart op de lippen hebben, zeer openhartig zijn; — ik had het woord op mijn lippen, ik wilde het juist zeggen ; — het zal nimmer over mijn lippen komen, ik zal er nimmer over spreken; — aan iemands lippen hangen, uiterst aandachtig volgen wat hij zegt; — bij het kussen : zijn lippen op iets drukken ; hij bracht haar hand aan zijn lippen, om die te kussen nl.; — bij het drinken: een glas aan de lippen brengen ; — zijn lippen likken, als bewijs dat iets smaakt; — tussen neus en lippen, zie bij Neus; — het water komt tot de lippen, de nood is tot het hoogste gestegen; — lippen en kelen, het paar kintongbeenspieren en het paar borsttongbeenspieren van de kabeljauw, die afzonderlijk gezouten en in den handel gebracht worden;
2. voorwerp dat door vorm, functie of plaatsing gelijkenis met een lip als onder 1. heeft: de lippen van een wond ; — de lippen der vrouwelijke schaamdelen; — (plantk.) deel van de bloemkroon bij de lipbloemigen; — de lippen van een schaar, een tang ; — de lippen van een orgelpijp, de randen van de opening; — de lippen van een hoefijzer, de ombuigingen vooraan of aan de zijkanten welke het oppassen en onderleggen gemakkelijker maken ; — (timm.) het overblijvend uiteinde aan een stuk hout dat ingekeept is ; — (letterz.) onderdeel van een zethaak ; — (aan rijgschoenen) smal, in de neus v. d. schoen bevestigd stukje leer, dat onder de rijgopening ligt.