Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Leus

betekenis & definitie

LEUZE, v. (leuzen),

1. (ouderw.) wachtwoord;
2. (ouderw.) kenteken (ter aanduiding van de partij, waartoe men behoort);
3. wapenkreet, devies; — formulering van een beginsel: een vaandel met de leus ,,Vlaanderen den Leeuw” men schermt met de leus ,,klassenstrijd”;
4. (fig.) iets voor {om) de leus doen, voor de schijn.