I. LEEM
o., kleiachtige, in vochtige toestand plastische grondsoort, met een zandgehalte groter dan 20% : met poedervormige en andere stoffen vermengd wordt leem tot klei ; hutten van leem opgetrokken ; — als grondstof in de pottebakkerij; (fig.) wij zijn leem, wij zijn van stof; — (Zuidn.) leem zoeken, nutteloos werk doen.
II. LEEM,
v. (lemen),
1. (Zuidn.) naald (van naaldhout) ;
2. (gew.) houtachtig deeltje van de vlas- of hennepstengel dat er uit gezwingeld wordt.