bn. bw.,
1. bij het platteland behorend; daarbij passend, zodanig als men het daar aantreft, natuurlijk, eenvoudig: een landelijk feest; landelijke genoegens; landelijke stilte, eenvoud;
2. op het platteland liggende: landelijke eigendommen;
3. (germ.) zich uitstrekkende over het gehele land, in tegenst. tot plaatselijk of gewestelijk: het landelijk Comité;
4. (Ind.) in het landelijke zijn of gaan, bij de cultures.