Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kritiek

betekenis & definitie

(<Fr.-Gr.),

I. zn. v. (-en),
1. beoordeling, hetzij van de waarde, de goede en slechte hoedanigheden van voortbrengselen van "wetenschap of kunst, ook van de daden, de handelingen, het gedrag van personen,, hetzij van de juistheid van wat is overgeleverd, waargenomen enz.: grondige, wetenschappelijke kritiek;opbouwende, afbrekende kritiek, waarbij resp. zoveel, mogelijk de goede en de slechte hoedanigheden aangetoond worden; — beneden alle kritiek, niet waard beoordeeld te worden, vandaar: schandalig slecht: het spel van deze acteur is beneden alle kritiek;niet tegen kritiek bestand zijn, bij nauwkeurige beschouwing onjuist, onhoudbaar blijken te zijn;
2. (in engere zin) het aanwijzen van gebreken in iets, uiting van afkeuring of ongenoegen: kritiek op iets uitoefenen; de kritiek was vooral gericht op ... ;
3. het vak of de kunst van wetenschappelijke of artistieke arbeid te beoordelen: dit werk voldoet niet aan de eisen der hedendaagse kritiek; de historische kritiek; — (als personificatie) de gezamenlijke beoordelingen die op zeker gebied in zeker land of zeker tijdperk openbaar gemaakt worden: de kritiek heeft zijn boek niet zachtzinnig behandeld; de Nederlandse litteraire kritiek ;geen kritiek bezitten, niet het vermogen hebben om waarde en onwaarde te onderscheiden;
4. opstel, verhandeling, werk waarin een beoordeling gegeven wordt: een kritiek in ,,De Gids” door Potgieter-, de ,,Litterarische Fantasiën en Kritieken” van Busken Huet;

II. bn. (-er, -st), beslissend omtrent de gunstige of de ongunstige afloop van een ziekte, betrekking hebbende op de crisis; vervolgens: beslissend omtrent de afloop van een zaak of het lot van een persoon en vand. : ernstig, hachelijk, gevaarlijk: kritieke omstandigheden; een kritiek ogenblik; het staat er kritiek bij.