Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Krioelen

betekenis & definitie

(het krioelde, heeft gekrioeld),

1. zich in alle richtingen door elkander bewegen, wemelen, krielen: ’t woelend en krioelend leven (Luyken); (onpers.) het krioelde van mensen;
2. vol zijn (van): het boek krioelt van de drukfouten; (onpers.) in dit water krioelt het van vissen.