Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Krenken

betekenis & definitie

(krenkte, heeft gekrenkt),

1. beschadigen, benadelen, letsel, schade of nadeel toebrengen aan : zij treedt het leger uit, door hand noch tong gekrenkt (Staring) ; iem. geen haar op zijn hoofd krenken, hem niet ’t minste letsel doen; — de gezondheid krenken; de vriendschap krenken; iemands eer en goede naam, iem. in zijn eer krenken; — zijn hersenen zijn gekrenkt, hij lijdt aan verstandsverbijstering; — schenden: rechten, vrijheden krenken;
2. (iem.) in zijn gevoelens treffen, pijnlijk aandoen, grieven, beledigen: hij gevoelde zich daardoor diep gekrenkt; gekrenkte ijdelheid, eigenliefde; — (Zuidn.) verdriet aandoen.