Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kraken

betekenis & definitie

(kraakte, heeft gekraakt),

I. onoverg.,
1. een vrij scherp, onregelmatig geluid maken of laten horen zoals men b.v. hoort wanneer hout breekt, of wanneer delen van een voorwerp over elkaar schuiven of wringen : het bed, de stoel kraakt; mijn laarzen kraken ; de sneeuw kraakt onder de voeten ; hij rekte zich uit, dat de gewrichten kraakten ;het vriest, dat het kraakt, zeer hard ; ijs dat kraakt, breekt niet;een krakende stem; inz. van iets dat dreigt te breken: de plank kraakte toen die zware vent er over liep ; — (spr.) krakende wagens duren (lopen) het langst, zwakke mensen overleven soms de sterkere; — ’t is een krakende wagen, een onwisse zaak, een huis op zand gebouwd, iem. met een zwakke gezondheid;
2. (van een vrouw, die hoogst zwanger is) voortekenen vertonen van de aanstaande bevalling: zij begint te kraken ;
3. (Zuidn.) drukte maken, snorken, bluffen;
4. (veroud.) het kraakt er, het gaat er niet zacht toe, er wordt met geweld opgetreden ; — vand. ... dat het kraakt, van geweld, in hoge mate ;

II. overg.,

1. met een geluid als onder 1,1., met gekraak, krakende breken: noten, amandelen kraken; —(spr.) dat is een harde noot om te kraken, een moeilijke zaak om uit te voeren; — (Zuidn.) de beste noten zijn hard om te kraken, een gewenste uitslag te bekomen, vraagt veel moeite; — een lelijke noot met iem. te. kraken hebben, hem ernstig de les moeten lezen, onder handen nemen; daar werden harde noten gekraakt, er vielen harde woorden ; — ik heb kwade noten van hem horen kraken, ik heb lelijke dingen van hem horen vertellen;
2. (van mensen of dieren) ze de leden breken; — (plat) God zal me kraken, vloek ;
3. (diev.) inbreken ;
4. ledigen, opdrinken, knappen: wij hebben twee flessen gekraakt;
5. (scheik.) ben. voor het splitsen van organische verbindingen met hoog moleculair gewicht in eenvoudiger verbindingen, door middel van hoge temperatuur (een soort droge distillatie), inz. van petroleum, om daaruit benzine te bereiden (vgl. kraakbenzine).