Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Koolzuur

betekenis & definitie

I. zn. o.,

1. (scheik.) (in theorie) de verbinding van koolstof met zuurstof en waterstof, voorgesteld door de formule H2C03, welke echter als zodanig niet voorkomt,;
2. (in het dagel. leven) het anhydride van de onder 1. genoemde verbinding, kooldioxyde (C02), een reukeloos gas, dat 1,5 maal zo zwaar is als de dampkringslucht en bij voortduring door verbranding en ontleding van koolhoudende zelfstandigheden en bij de ademhaling v. planten en dieren gevormd wordt: bij gisting wordt koolzuur gevormd ; planten nemen koolzuur uit de lucht op ; koolzuur is gemakkelijk vloeibaar te maken; door deze vloeistof snel te verdampen ontstaat vast koolzuur;

II. bn., van koolzuur (in de bet. 1.) afgeleid : koolzure zouten noemt men carbonaten.