Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Knauwen

betekenis & definitie

(knauwde, heeft geknauwd),

1. sterk kauwen, met krachtige bewegingen op iets bijten om.

het fijn te maken of er stukjes af te halen: zoethout, stokvis knauwen ; op of aan een been knauwen;

2. (oneig.) beschadigen, schade toebrengen aan; — slaan, toetakelen: als hij onder mijn handen komt, zal ik hem knauwen; — (fig.) met betr. tot lichamelijke, zedelijke of maatschappel. welstand: ernstig treffen, verzwakken, knakken: die teleurstelling had haar pijnlijk geknauwd.