Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kleding

betekenis & definitie

v., g. mv.,

1. het kleden, het be- of omkleden ; — inkleding ;
2. het zich kleden ; wijze, trant van gekleed te gaan: hij viel op door zijn kleding;
3. Wat dient tot bekleding;
4. wat dient om iemand of zich te kleden, kleren: warme kleding; huisraad en kleding; kleding naar maat; — kleren die iemand behoeft : vrije kleding hebben; — kleren waarin iem. zich op zeker ogenblik vertoont: nette, weelderige, burgerlijke kleding.