Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Klaarmaken

betekenis & definitie

(maakte klaar, heeft klaargemaakt),

1. gereedmaken, in gereedheid brengen: alles klaarmaken voor de reis; de sloep klaarmaken;
2. bereiden, toebereiden: een kop chocola, een grog, het eten klaarmaken; dat is lekker klaargemaakt;
3. iem. klaarmaken voor een examen, hem er voor opleiden;
4. zich klaarmaken, de voorbereidingen, de toebereidselen treffen om iets te gaan ondernemen; (abs.) zich kleden, toilet maken;
5. (gew.) in orde maken, regelen; — ze hebben dat samen klaargemaakt, het is afgesproken werk.