v. (-en),
1. fijn, licht weefsel van linnen garen, zijde, ook goud- of zilverdraad, met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient : Mechelse, Brusselse kant ; kant van Alençon ; met kant af zetten, omboorden ; kant dichten, stoppen, naaien ; echte en nagemaakte, valse kanten ; — machinale kant, met een machine vervaardigde ; vgl. klos-, naaldkant ;
2. strook, boordsel van zulk weefsel : een muts, een rok met een kant.