Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kankeren

betekenis & definitie

(kankerde, is en heeft gekankerd),

1. de kanker hebben, kankerig zijn ;
2. als kanker weg-, invreten; zich woekerend verspreiden (van kwaad);
3. ontevreden, knorrig afgeven op toestanden en personen, morrend mopperen : hij loopt altijd te kankeren;
4. (niet alg.) iem. kankeren, plagen, pesten.