Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kaatsen

betekenis & definitie

(kaatste, heeft gekaatst),

1. het kaatsspel spelen, een balspel waarbij men elkaar een bal (met de hand of een raket) zo dikwijls mogelijk toedrijft, in Friesl. en België nog gespeeld; (spr.) wie kaatst, moet de bal verwachten, wie schertst, moet scherts kunnen verdragen, wie een ander plaagt of aantast, moet verwachten geplaagd of weder aangetast te worden;
2. (oneig.) met iets kaatsen, er mee werpen ;
3. (Zuidn.) vangbal spelen, kaatseballen;
4. (Zuidn.) smijten, voortjagen: kaats hem de deur uit;
5. terugwerpen, weerkaatsen, inz. van geluiden en licht gezegd;
6. terugspringen, teruggeworpen worden, terugveren: deze bal kaatst heel goed; een steen over het water doen kaatsen.