Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kaal

betekenis & definitie

bn. bw. (kaler, -st),

1. (van de schedel) zonder haar, niet meer met haar bedekt of dit gedeeltelijk verloren hebbend : een kaal hoofd; een kale schedel, knikker, kruin; — ook in de zin van: met heel kort haar: zijn hoofd kaal laten knippen of scheren; — van andere lichaamsdelen, van de huid of het gehele lichaam : haarloos, onbehaard; ook van delen van planten;
2. (van een persoon) geen haar meer op de schedel hebbend : hij is al helemaal kaal; kaal worden, zijn haar verliezen;
3. (van vogels) nog zonder veren: die jonge vogels zijn nog kaal; — (ook) geplukt, van de veren ontdaan: kale vinken (vgl. de bet. 8.);
4. van (wollen) stoffen : afgesleten, ontdaan van de wollige beharing: dat pak wordt erg kaal; kale plekken op het kleed ;
5. (van bomen en struiken) zonder bladeren, ontbladerd; een kale boom; de rupsen hebben de besseboompjes kaal gevreten ;
6. (van de akker, het veld) ontdaan van of nog zonder plantengroei: de akkers liggen nog of weer kaal; — (van de bodem) van nature zonder plantengroei, onbegroeid: kale bergen; een kale landstreek ;
7. (in ’t alg.) onbekleed, onbedekt: de kale wanden van een kamer, zonder schilderijen enz.; — de deuren beginnen er kaal uit te zien, verveloos ; — een kale boterham, zonder iets er op ;. in techn. ben.: een kaal schip, zondermast en tuig, onttakeld; — een kaIe rede, waar geen schepen liggen; — een kae ra, zonder zeilen; — een kale boeg, zonder ankers; — een MIe dijk, zonder voorland ; — kale vorst, vorst zonder dat er sneeuw ligt;
8.beroofd van hetgeen men bezat: iem. kaal maken, hem alles afnemen; iem. kaal -plukken, (fig.) hem zijn geld aftroggelen;
9. zonder middelen, arm, armoedig: een kale jonker, een arme edelman; (spr.) kale jonkers, grote pronkers; (plantk.) kale jonker, een soort vederdistel (Cirsium palustre); — hoe kaler, hoe royaler, hoe minder iem. bezit, hoe meer hij bij zekere gelegenheden uitgeeft; — zo kaal als een luis, als een kerkmuis, als de mieren, als een rot; vand. een kale rot; (plat) een kale neet; — kaal maar knap, armoedig maar fatsoenlijk en proper; een kale heer (of beer), iem. die zich gedraagt als een heer zonder er de middelen toe te hebben; ook als scheldw. voor de beter gesitueerden in ’t alg.; — een kale juffer, een kale madam, die zich kleedt enz. als een dame, maar niet welgesteld is;
10. schraal, zuinig, niet royaal: een kale ontvangst, waarbij niets gepresenteerd wordt; — 11. op niets werkelijks berustend, als schijnvertoning dienend: kale bluf, kale drukte, kale kak; — een kale uitvlucht, gezochte, niets zeggende verontschuldiging;
12. bekaaid: er kaal afkomen, er geen eer of voordeel bij behalen; (ook scherts.) zijn hoofdhaar kort hebben laten knippen.