Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inzicht

betekenis & definitie

o. (-en),

1. (eig.) gezicht naar binnen of binnenin iets;
2. blik, kijk met het oog van de geest in den aard of het wezen van iets, doorzicht, begrip : hij hééft een goed inzicht in de zaak; — vermogen om in te zien : geleid door een vaste wil en een juist inzicht:
3. besef, inz. omtrent een zedelijke gesteldheid: tot het .inzicht komen van zijn dwalingen; ook alleen tot inzicht .komen of geraken ;
4. wijze van iets in te zien, beschouwing, opvatting : verschil van inzicht; naar zijn inzicht; — (concr.) mening: kent gij zijn inzicht daaromtrent? (iemands inzichten delen;
5. (veroud., Zuidn.) bedoeling, oogmerk, voornemen: wat inzicht zou hij daarmee hebben!