Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inzetten

betekenis & definitie

(zette in, heeft ingezet),

I. overg.,
1. naar binnen doen gaan of plaatsen; — (scheepv.) naar de kust toe af drijven: het schip werd sterk ingezet (door de werking v. stroom en wind); ook onoverg. v. d. stroom zelf, binnenwaarts aan komen, zetten; — (metaalbew.) naar binnen indrukken, indrijven;
2. (iets) in een omsluiting, of een bep. ruimte zetten: flessen inzetten (in een rök); borden inzetten (hotelterm), ze voor de gast(en) neerzetten; — (staalbewerking) het verharden van voorwerpen door ze in dozen te verhitten en ze daarna, uit de dozen genomen, in water snel af te koelen ; — (sigarenm.) invochten; — (iets) ergens in, op zijn plaats brengen, invoegen: boeken inzetten (op hun plaats in de kast); masten inzetten ; sloepen inzetten; een arm inzetten, in het lid plaatsen;
3. aanbrengen en bevestigen in of tussen iets, inz. in een daartoe dienende lijst, voeg enz., invoegen : tanden laten inzetten; de glazenmaker heeft een nieuwe ruit ingezet, (edel)stenen inzetten, inkassen; (naaist.) een lapje inzetten, het goed daarmee verstelle
4. bij een veiling iets in eerste instantie te koop stellen voor de genoemde som, ofwel het eerste bod er op doen: ik heb het huis ingezet op 23000 gulden; (gew.) als hoogste bod bieden bij de voorlopige veiling ;
5. (bij het spel) inleggen, op het spel zetten : ik zet een gulden in ; wie heeft nog niet ingezet? (Zuidn.) laten mededingen, b.v. duiven in een wedstrijd;
6. (veroud.) vaststellen, invoeren, verordenen: Uwe inzettingen, die gij ingezet hebt (Mare. 7 :13); het huwelijk is ingezet, opdat enz.;
7. in de genoemde toon beginnen te zingen : de voorzanger heeft te hoog ingezet; te laag inzetten \ — aanheffen, beginnen te zingen of te spelen : het volkslied inzetten;

II. onoverg., beginnen, meest van jaargetijden: de winter zet goed in, begint goed, met strenge koude.

< >