Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inwoner

betekenis & definitie

m. (-s), INWOONSTER, v. (-s),

1. persoon als wonende binnen een gebied of een plaats: van het Rijk en zijn inwoners (Grondw.); een stad met 100000 inwoners [men spreekt van de inwoners van een stad, de bewoners van een land en van een huis];
2. (veroud.) inboorling.