Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Instelling

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het instellen in de versch. bet.: op-, inrichting, vaststelling: de instelling der Olympische spelen ;de instelling van een dronk ; — het juist of scherp stellen: de instelling van een camera;
2. wat ingesteld is, organisatie, lichaam, inrichting, stichting, gesticht: instelling van liefdadigheid; instellingen voor wetenschap en kunst; een instelling voor hoger onderwijs; openbare instellingen; — regeling, vastgesteld gebruik, verordening: verklaar hun de instellingen en wetten (Exod. 18 : 20); naar de instelling Davids (2 Kron. 23 : 18);
3. (germ.) wijze waarop men innerlijk tgov. iets staat; (psych.) gereedheid om als psychophysische eenheid in een bep. richting te handelen.