Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Idioot

betekenis & definitie

(<Fr.-Gr.), I. zn. m. (idioten), stompzinnige ; iem. met een zwak hersengestel, halve krankzinnige ; — ook als scheldwoord; II bn. bw. (idioter, -st),

1. zwakzinnig: een idioot kind;
2. dwaas, onzinnig, bespottelijk : op idiote wijze-; een idiote vraag ; wat een idiote veronderstelling is dat nu !; idioot kijken, vragen, antwoorden.