Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Huishoudster

betekenis & definitie

v. (-s),

1. zij die het huis bestuurt (thans alleen met een bep.): zij is een goede, een zuinige huishoudster;
2. vrouw die (voor loon) bij ontstentenis der huisvrouw de huishouding bestuurt: een huishoudster gevraagd; — (Ind.) concubine ;
3. (gew.) hangkast je aan de mum.