Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Houding

betekenis & definitie

v. (-en),

1. wijze waarop men het lichaam of een lichaamsdeel houdt: de natuurlijke houding; houding en gebaren; — ook abs.: houding hebben, een goede houding ; — opzettelijke of toevallige wijze van houden, plaatsing, stand: een stijve, onbevallige houding; neem een andere houding aan; de juiste houding van het geweer; — abs.: in de houding gaan staan (van militairen), pal rechtop en met de armen strak langs het lichaam gaan staan, als eerbewijs;
2. (oneig.) wijze van handelen en optreden, gedrag, manier van handelen : zijn houding in deze aangelegenheid is onverklaarbaar ;een af wachtende houding aannemen, het beloop der zaak afwachten, om daarnaar zijn gedrag te richten; met zijn houding verlegen zijn, niet recht weten hoe zich verder te gedragen ; — de houding aannemen van, alsof men, het doen schijnen alsof men ; — zich een houding geven, een zonderling gedrag trachten te rechtvaardigen ; — dat heeft geen houding, dat staat niet, heeft geen stand; — de in -rechte aangenomen houding, de beweringen die men in een proces voert, het standpunt dat men in een proces tegenover de tegenpartij inneemt.