Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Horloge

betekenis & definitie

o. (-s),

1. uurwerk, inz. een zakuurwerk: een gouden horloge ; op zijn horloge kijken, kijken hoe laat het is; — (veroud.) een staand horloge, ouderwetse staande klok ;
2. (nat. hist.) houtworm, die een geluid maakt als het tikken van een horloge.