Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoeveel

betekenis & definitie

onbep. en vrag. telw., welk aantal of bedrag : hoeveel appelen hebt gij? ; hoeveel geld heb je bij je? welke mate van: hoeveel tegenspoed hij ook heeft, hij blijft opgeruimd; — het znw. wordt vaak weggelaten als uit het verband voldoende blijkt wat bedoeld wordt: hoeveel is het?, hoeveel geld; hoeveel kost dat boek?; hoeveel schelen zij?, hoeveel jaar ; — in verbogen vorm: met hoevelen waart gij?, met welk aantal (personen); ik weet niet met hun hoevelen zij zijn. [Het accent wisselt.]