Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Grondslag

betekenis & definitie

m. (-en),

1. metselwerk in de grond waarop een gebouw moet rusten, fundament: het leggen van de grondslagen; het huis beefde op zijn grondslagen; (bij uitbr.) de ondergrond waarop gebouwd of aangehoogd wordt;
2. datgene waarop iets in fig. zin berust: oprechtheid is de grondslag van alle deugden; aan het verhaal ligt een ware gebeurtenis ten grondslag, het is op een ware gebeurtenis gebaseerd : — de Vrije Universiteit op Gereformeerde grondslag, op de beginselen der Reformatie gevestigd; — de grondslagen voor de belasting op het personeel, de onderscheiden middelen van beoordeling van iemands betrekkelijke welstand waarop de afzonderlijke aanslagen in die belasting gevestigd zijn ; — de meter is de grondslag van ons metrieke stelsel, de eenheid waarop liet stelsel rust en waarvan alle andere maten afgeleid zijn ; — de algemene grondslagen van een vereniging, de statuten;
3. datgene waardoor iets wordt in stand gehouden : de grondslagen van godsdienst en deugd worden ondermijnd :
4. datgene waarmede men begint: de grondslag (de grondslagen) leggen tot (van, voor) iets, de eerste werkzaamheden verrichten die noodzakelijk zijn voor het tot stand komen van een zaak;
5. (w. g.) tekening van de grondslag van een gebouw, grondtekening.