Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Gronden

betekenis & definitie

(grondde, heeft gegrond),

1. de bodem (van water) peilen: eindeloze diepten die niet te gronden zijn; — (fig.) iem. of iets doorgronden;
2.grondvesten (meest oneig.): een rijk, een troon gronden, vestigen; het huis is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond (Matth. 7 : 25); — baseren: de Protestanten grondden hun leer op het uitsluitend gezag van de bijbel; hij grondt zijn gevoelen op de uitspraak van verschillende gezaghebbende personen; mijn eis grondt zich op vroeger door u gedane beloften, vindt daarin zijn grond ;
3.(timm.) met de grondschaaf uitdiepen, verdiepen (van sponningen of groeven);
4. (schild.) de eerste laag verf op het doek, op het papier aanbrengen; — (bij huisschilders) grondverven; — (bij leerbereiders) de grondkleur aan het leer geven; — (bij het etsen) een laag vernis, de etsgrond, op die plaat waarop men etsen wil, aanbrengen.