Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Flora

betekenis & definitie

oorspr. Sabijnse godin van de bloemen en de lente, te wier ere te Rome in het laatst van April de Flora'lia gevierd werden, later op zeer bandeloze wijze (Ovid., Fast. 5,183 vg).

Op munten ziet men haar met een krans van bloemen getooid. Zij wordt vereenzelvigd met Chloris.

< >