Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Feest

betekenis & definitie

o. (-en),

1. viering met vreugdebedrijf en plechtigheid van een gedenkdag: het feest der Drie Koningen; het Kerstfeest; nationale feesten;
2. bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit: kom je ook op het feest? bij hun verloving en hun huwelijk hebben ze grote feesten gegeven;
3. (Zuidn.) kermis, jaarmarkt;
4. (Zuidn.) kermisgeschenk;
5. aanleiding tot vreugde of vreugdebedrijf, iets zeer pleizierigs, genot: het is een waar feest voor mij, u te zien; het was een feest als er vlees op tafel kwam.

< >