Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Es

betekenis & definitie

I. (beter S) v. (-sen), schakel in S-vorm, dienende tot het tijdelijk verbinden van twee kettingen.

II. v. (-sen), (muz.) toon der diatonische toonschaal, een halve klanktrap lager dan e; — es grote terts (es dur), toonaard met drie mollen; — es kleine terts (es moll), toonaard met zes mollen.

III. m. (-sen), loofboom (Fraxinus) met zeer taai hout, dat veel voor stelen van hamers, harken, alpenstokken enz. gebruikt wordt.

IV. m. (-sen), (in Overijsel en Drente) het geheel van het aaneengelegen (later in niet-afgeperkte akkers verdeelde) bouwland rondom een dorp, ten dele ook als weiland gebruikt; verg. ENK.

V. m. (-sen), (gew.) vlagzalm (Thymallus vulgaris).