bn. bw.
1. van ernst vervuld: hij is te ernstig voor zijn leeftijd; een ernstige stemming; ook van het uiterlljk en van uitingen: een ernstig gelaat; ernstig kijken; op ernstige toon; een ernstig woord met iem. spreken, hem nadrukkelijk op iets (verkeerds) wijzen;
2. het werkelijk menend of werkelijk gemeend: hij zei dat volkomen ernstig; dat is mijn ernstige overtuiging; bw.: als wij maar ernstig willen; — een ernstig mede-