I. zich (erbarmde zich, heeft zich erbarmd), medelijden betonen, uit medelijden hulp verlenen, zich ontfermen: erbarm u onzer (over ons), o Heer! goede mensen erbarmden zich over het verlaten kind; — iron.: hij erbarmde zich over het laatste restje wijn, dronk het op.
II. o., g. mv., betoning van medelijden, mededogen, ontferming: uit erbarmen; vol erbarmen; zonder erbarmen.